Melklicht

Eerste pagina’s “Melklicht”:

Leg me weg.
Laat me hier buiten.
Waarom maak je me medeplichtig?

Hij ruikt je. Achteloos. Kijkt niet eens op. Glimlacht. Weet al wie het prooidier is.
De man in het midden – is je een paar uur eerder een god gelijk – houdt zijn rechterwijsvinger een moment onder de neus van zijn rechtervriend. Nu beweegt hij, met een wisseling, zijn middelvinger kruislings naar zijn vriend links. Hun ordening is dezelfde als gisteravond. De laatste buurman snuift lichtjes, grijnst, en werpt een korte zijwaartse meewarige blik op je om dan wat grappigs te zeggen tegen zijn kompanen. Je houdt je gezicht naar hem open. Ze lachen. Je kijkt naar de voorzitter. Gedrieën.
Niet hard, luid genoeg om je dochtertje even op te laten kijken.

“Ken jij hen al, mama?”
Je besluit, voordat je ooit anders denkt, dat je eerst eerlijk doet, je bent geen Engelse of Moslima van de schone schijn, en zegt:
“Ja, ik heb gisteravond met hen gesproken.”

“Waarover?”
“Eerst over voetbal, daarna over van alles. Met de man in het midden” – hij zit nog altijd recht tegenover je – “heb ik een tijdje over liefde gezwegen.”
“Wat bedoel je?”