[rank_math_breadcrumb]

16. Orewoet

Taal trekt onze maliënkolder dichter en dichter. Wij geloven zelf in onze manie van onze ronde mond. We staren ons blind op het tralie. Dank je Paul.[1]
            We hebben nauwelijks nog een andere pijler. We schudden onze handen aan de spijlen. We schudden onze handen wat af aan de spijlen. En merken achteraf dat het metaal niet is gesleten en dat onze palmen pijn doen aan het vel en onze handlijnen. We wroeten wat met onze nagels en tanden en nagelbijten wat aan onze ringetjes van ons lichtgewicht metalen korset.
            Ons jargon is onze echte essentie om serieus te jokken.

Liegen en bedriegen vormen onze sprekende kern binnenin en rondom...
            Vrouwen zijn doorgaans gemiddeld (niet over een enkel individu als bekwaam setje competenties maar over het statistische geheel zonder enig is-gelijk-teken mogelijk vanaf het totaal naar een enkele persoon... – tja) beter in praten?
            Ziehier het verschil...?

Woorden zijn te wantrouwen. Meer niet…
            Betekenis blijft onzin van wetenschappers waarmee onze politici graag hun gepalaver bewezen zien of van kunstuitleggers waarbij onze kunstenaars maar zwijgen want de prijsopdrijving toch ook niet zonder betekenisgeving achten.
            Toch blijkt er nog muziek in te beluisteren?

Voorbij hun tekst, het laatste teken van de dirigent(e) en de hand van bassist(e) op de houten huid van hun instrument...
            blijven ritme en melodie zachter dan enige orkeststerkte hun tegentoon kleur en (veel)stemmigheid oproepen
            tot voorbij onze stilte.

Nee mevrouw, waarlijk en waarachtig en naar waarheid zo helpe mij uw God zo stel ik u... en dus al minder en minder geloofwaardig?: ik ben niet boos.
            Wellicht een beetje woedend...?
            Ik weet dat het slechts zaak is monter op te schrijven wat ik u wil zeggen.

Want.
            Want anders. Luistert u niet.
            Zwaait er wat.

En wie weet, leest u dan later nog eens wat van uw zaakjes na om te leren van hetgeen waarvan ú niet meer hoeft te leren.
            U leeft goed van uw goede gelijk.
            Uw universum kent geen vaster punt.

Werkelijk. Ik ben vergramd noch grimmig op de mensen.
            Integendeel.
            Ik bespeur in mijn omgeving geen nijdige sapiensen sapiens behalve wellicht een enkele ex die luistert naar haar barre moeder en uit mijn wereld is verdwenen...

tot wie weet ook dit tot in haar klokhuis van lange gaten in haar gok, een dwarse klep en diepe kut tot aan je eigen vingertop in haar babyachtige billenopening daar zij alles tegelijk zo heerlijk gezellig als bij een Indische rijsttafel vindt eten,
            toch vooral zo lieve wezen van God,
            eens namens het opfokken van haar ouders een wraak komt nemen op haar heerlijk geprojecteerde onvermogen.

Vooral vind ik nabij: een superbe vrouw; zij betoont zich steeds ook naar haar volgelinges vele en volgelingen enkele een gewone stervelinge waar zij haar leeskunst tot aan en vanachter alle woordjes, ideetjes en zelfs zo ware gevoelens een Godesgave achten en d’r op een voetstuk willen plaatsen.
            Goede kinderen.
            Fijne buurt.

Een sportclubje zonder Godsverering van lichaam en natuur.
            En er zijn voldoende leuke andere sapiens sapiensen in mijn leven. Niet vaak zwart. Niet vaak bruin.
            En zij zijn toch juist zovelen die vrijwillig uit hun rol van succes of slachtoffer stappen die deze samenleving voor hen bestemt.

Er is in dit leven geen waardevoller kompas dan dat wat bergen ijs op het water van de noordpool en gletsjers op het land van de zuidpool ontkent...
            Wij hebben al teveel ingenieurs die onze bestuurders met een meterslange pijp onder hun zetel door de uitlaat van hun motor als hun aflaat achter het voertuig monteren.
            Teveel voorlichters en programmamakers die daar mooie praatjes en plaatjes bij maken.

Vijftig rokers creëren samen één dode. Buiten hen. Buiten hun schuld.
            Onze Jan Lammers veroorzaakt geen aangetaste longblaasjes van een enkele mens.
            Alle gevolgen van enig geweld van eigen genot of geld zijn heerlijk geanonimiseerd.

Onze Formule 1, 2 en 3 zijn geen georganiseerde milieucriminaliteit?
            zolang onze verhalenvertellers spraakmakende televisie maken en mensen het slikken
            zonder dat de knobbels en gezwellen van de vissen hun baleinen verstikken…

Mijn spreektralie raspt open.
            Mijn stembanden slijten door in ribbels van een schaapjeswolkenhemel en de zwaluwen die daar tussendoor vliegen om ook voor morgen goed weer aan te kondigen: zwijgen. Mocht er een kreetje vallen, wij hier beneden horen het niet meer.
            Door de spiegelwanden van onze cel succes, status en seks dringt geen geluid meer binnen en geen ander luisteren dan onze luister dwingt zich door de voegen naar buiten.

Elke race wordt voortaan voorafgegaan door een minuut stilte met onze voorganger Jan Lammers en zijn knaapje Dione de Graaf?
            die nimmer doorvraagt bij zijn opmerking dat sommige mensen, ach enkelen aan alles, net zo als aan deze topprestaties nu eenmaal een hekel hebben aan de beste, hij noemt geen enkele componist bij naam, klassieke muziek…
            Zij gedenken de dode.

Die wis en drie ergens vroegtijdig overledene als persoon ongenoemde (doch vanwege goed genuanceerde statistiek, de nieuwste software-algoritmes en onze jongste wetenschap nog wel met een privacy-veilig nummer aangehaalde in een vermelding van zijne succulente suikerziekte en zijn van stof en stikstof stikkende stoflongen):
            is hen beiden niet alleen van naam maar ook van aangezicht dus een onbekende…;
            al weten zij beiden nog wel ergens ver weg en vaag dat deze ene medemens valt door deze ongelooflijke concentratie uitlaatgassen.

Niet meer nodig. Want de wagens rijden op alcohol. Verbrandt zuiverder.
            Binnenkort knalt alles stil elektrisch.
            Dus geen bede nodig voor de verloren kinderjaren in de mijnen voor de accu’s?

Ons geld en ons genot hoeven niet te weten van hun geweld elders. Wij zijn verlicht.
            Wij zijn progressief naar elke technologische oplossing voor onze meesters.
            Enig sociaal treffen (van een Christelijke vonk, een Boeddhistische bliksem of een zakaat niet als een algemene aflaat goed doel maar persoonlijk tot in de persoonlijke zakken) van een bedelaar is aan onze blik en ons blik niet besteed.

[1] Uw schrijver doelt op Paul Anzel oftewel Celan – uw u dienende Staatscensor.